Advies Borstlap is klap in het gezicht van 1,4 miljoen zelfstandigen

Advies Borstlap is klap in het gezicht van 1,4 miljoen zelfstandigen

22 januari 2020 - De zzp’er zoals wij die kennen heeft zijn langste tijd gehad, als het aan de commissie Borstlap ligt. De analyse is dun en de argumentatie dubieus, maar dat verhindert de commissie niet om bij het kabinet aan te dringen op snoeiharde maatregelen – zonder zich te bekreunen om de sociale en economische gevolgen.

Als minister Koolmees ook maar enig gevoel heeft voor het gewicht van zijn ambt, neemt hij daar ondubbelzinnig afstand van. 
 

 

De gedachte dat zelfstandigen amper rechten en zekerheden zouden kennen en dat die ellendige toestand hen maakt tot een tijdbom onder het sociale stelsel. Het bestaat al jaren Dé OPLOSSING #BVIKnl" 

Jelle J. de Boer | manager BVIK

 

De Commissie Regulering van Werk had als opdracht om nieuwe regels te bedenken voor de arbeidsmarkt, om die toekomstbestendig te maken. Dat de zzp’er daarbij onder het vergrootglas zou komen te liggen, was bij voorbaat duidelijk. Alles wees daarop, ook de samenstelling van de commissie die naar zijn voorzitter in de wandeling de Commissie Borstlap ging heten.

Het eindadvies van de commissie, op 23 januari gepresenteerd onder de titel “In wat voor land willen wij werken”, maakt duidelijk dat de zzp’er zoals wij die de afgelopen decennia hebben leren kennen, in dat land niet meer welkom is.

Het minste bloed vloeit er nog uit de verzekeringsplicht die de commissie voorstaat, in de vorm van een basis aan zekerheden voor alle werkenden. Voor een deel van de zelfstandigen zou daar nog wel mee te leven zijn, zeker als daarbij rekening werd gehouden met degenen die zelf hun zaakjes al op orde hebben. Maar daar voelt commissie weinig voor, en een eventuele ‘opt-out’ wijst zij zelfs uitdrukkelijk van de hand.

Veel heftiger dan die verzekeringsplicht zijn twee andere maatregelen uit het advies van de commissie. Die raken zelfstandige professionals en andere kleine ondernemers regelrecht in hun mogelijkheden om voor eigen rekening en risico te werken en daarmee de kost te verdienen.

De eerste harde maatregel is om de spelregels zo te veranderen dat iemand die werk wil doen voor een ander, dat in principe moet doen binnen een dienstverband of via een uitzendbureau. Als het aan de commissie ligt, wordt werken op overeenkomst van opdracht weer een uitzondering. Of opdrachtgever en opdrachtnemer samen willen dat er geen arbeidsovereenkomst ontstaat (de ‘wil der partijen’) doet er niet meer toe.

Raakt die eerste maatregel alleen nog de plusminus 500.000 zzp’ers die hun eigen arbeid verhuren aan bedrijven en instellingen, een ander voorstel van de commissie treft alle 1,4 miljoen zelfstandigen met en zonder personeel. Zij moeten allemaal hun zelfstandigenaftrek én hun mkb-winstvrijstelling inleveren. In plaats daarvan zou er een premie moeten komen op het doen van investeringen en het opbouwen van kapitaal in de eigen onderneming.

Doemscenario

De commissie schetst een regelrecht doemscenario voor het geval zzp en flex niet snel aan banden worden gelegd:

  • we zouden een ‘point of no return’ naderen; voorbij dat punt zou ons verdienvermogen in de knel komen
  • het maatschappelijk draagvlak voor de financiering van de publieke uitgaven zou instorten
  • de kloof tussen categorieën werkenden met en zonder zekerheden zou onoverbrugbaar worden

Dat zijn grote woorden, die ingaan tegen het gezonde verstand en die in het advies niet of nauwelijks worden onderbouwd. Hier heeft retoriek de plaats ingenomen van argumentatie:

Op het afschaffen van de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling is in het recente verleden vaker aangedrongen. Op meer fiscale stimulering gericht op investeringen ook. Maar nog nooit gebeurde dat met zoveel aplomb als in het eindrapport van de commissie Borstlap.

Wat in het eindadvies helemaal uit de lucht komt vallen, is de urgentie die de commissie aan de maatregel toekent: alsof het fiscale regime voor ondernemers de bron is van alle kwaad op de arbeidsmarkt. Er is werkelijk niets in de analyse van de commissie dat daarop wijst.

Compensatie voor het zakelijk ondernemersrisico

De commissie ziet het huidige fiscale ondernemersregime uitsluitend als inkomenssteun. Die steun zou een ongerechtvaardigd nadeel opleveren voor werknemers en zou mensen verlokken om zzp’er te worden. Hoewel het aspect van inkomenssteun destijds inderdaad heeft meegespeeld bij de invoering van de zelfstandigenaftrek, was dat nooit het voornaamste doel, en bij de mkb-winstvrijstelling al helemaal niet.

Samen dienen ze vooral om zelfstandigen met en zonder personeel bij de heffing van de inkomstenbelasting te compenseren voor het feit dat zij een zakelijk ondernemersrisico lopen dat werknemers niet lopen, en om die compensatie evenwichtig te verdelen over de verschillende juridische ondernemingsvormen.

Zonder compensatie zou het persoonlijk inkomen van zelfstandigen zwaarder worden belast dan dat van werknemers en dat van eenmanszaken zwaarder dan dat van bv’s. De commissie heeft de mond vol van het belang van een ‘gelijk speelveld’ maar staat er geen moment bij stil dat afschaffing van de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling regelrecht met dat mooie principe in strijd is.

De enige fatsoenlijke reden om zelfstandigen voor de inkomstenbelasting op dezelfde manier te gaan behandelen als werknemers, zou zijn als het zakelijk ondernemersrisico over de jaren aanmerkelijk zou zijn gedaald. Maar daar zijn geen aanwijzingen voor (eerder voor het tegendeel) en dat argumenteert de commissie dan ook niet.

Oorzaak of gevolg?

Het voorstel van de commissie gaat er dus vanuit dat mensen eerst en vooral zzp’er worden vanwege de fiscale voordelen. Dat wordt graag en vaak beweerd, maar is in de praktijk nooit aangetoond. Uit alle onderzoeken naar startmotieven blijken andere factoren een grotere rol te spelen. OECD-onderzoek wijst wel op een statistische samenhang tussen fiscale stimulering en het aandeel van zelfstandig ondernemerschap in de economie, maar geeft geen uitsluitsel over wat oorzaak is en wat gevolg.

Volgens het landenrapport dat de OECD in 2016 publiceerde, zit Nederland vergeleken met andere OECD-landen in de middenmoot voor wat betreft fiscale ondersteuning van zelfstandig ondernemerschap. Afschaffing zou ons land in de onderste regionen terecht doen komen. Wat zou dat betekenen voor economie en samenleving? Willen we dat werkelijk?

3.000 tot 5.000 euro per jaar netto erop achteruit

De economische en sociale effecten van afschaffing zullen gigantisch zijn. Een zelfstandige met een modaal inkomen zal er naar schatting netto zo’n 5.000 euro per jaar op achteruit gaan. Zelfstandigen die nu op het niveau van het minimumloon zitten, leveren ruim 3.000 euro in en komen daardoor onder het sociaal minimum uit.

Die aanslag komt bovenop de lastenverzwaring die onvermijdelijk voortkomt uit de door de commissie onderschreven verzekeringsplicht. Afhankelijk van de modaliteit die de politiek daarvoor kiest, kan dat ook nog eens duizenden euro’s per jaar gaan kosten. De commissie zelf laat overigens na de inkomenseffecten van haar voorstel te kwantificeren: een doodzonde voor een beleidsadvies.

De commissie zegt in plaats van de (geclausuleerde) zelfstandigenaftrek en de (generieke) mkb-winstvrijstelling te willen inzetten op de fiscale stimulering van vermogensvorming binnen de onderneming en van investeringen. Maar daar zijn al faciliteiten voor. Werken die niet goed? Doe daar dan wat aan!

Perverse effecten

De combinatie van deze fiscale maatregelen leidt tot maatschappelijke effecten die gerust pervers mogen heten. Voor zelfstandigen arbeid zwaarder belasten en kapitaal minder, gaat in tegen de maatschappelijke tendens om juist het omgekeerde te doen. Het frustreert de ontwikkeling van welvaart naar welzijn en duurzaamheid op allerlei manieren:

  1. Arbeid zwaarder belasten en kapitaal minder, beloont investeringen die een beslag leggen op geld en energie (waar leningen voor nodig zijn van banken, van het milieu, van toekomstige generaties) en zet een straf op slimmer werken met goedkope en alom beschikbare technologie. In het kielzog van de OECD tilt de commissie zwaar aan arbeidsproductiviteit, maar die wordt berekend op een achterhaalde manier die totaal geen recht doet aan de resultaten van zelfstandigen. Een netwerk van zelfstandige kenniswerkers met iPhones heeft evenveel mogelijkheden en is minstens zo productief als een bureau met evenveel werknemers en de bijbehorende overhead. De innovatieve zelfstandigen worden zwaarder belast, de eigenaar van het gangbare bureau krijgt subsidie. Wat is daarvoor de rechtvaardiging?
  2. Bij zelfstandigen arbeid zwaarder belasten en kapitaal minder, komt zwaar aan in arbeids- en kennisintensieve sectoren. Denk aan kunst en cultuur, media, de zakelijke dienstverlening, zorg en onderwijs. Die leunen sterk op de inzet van zzp’ers, vaak bij gebrek aan de wil of aan mogelijkheden van bedrijven om met werknemers in de vraag te voorzien. Kapitaals- en energie-intensieve sectoren als de industrie, de grondstofwinning, de landbouw en het transport, worden juist bevoordeeld. Hoe verstandig voor ons land is dat op de langere termijn?
  3. Arbeid zwaarder belasten en kapitaal minder, leidt binnen sectoren en zelfs binnen professies tot onverdedigbare verschillen. Zelfstandige kraanmachinisten gaan meer belasting betalen dan de ondernemers die de kranen verhuren die zij besturen. Waarom? Huisartsen in de grote stad die patiënten op de fiets bezoeken meer dan hun collega’s die dat doen met een auto van de zaak. Waarom?
  4. Arbeid zwaarder belasten en kapitaal minder, treft zelfstandigen die hun eigen arbeid, hun kennis en hun creatieve vaardigheden ter beschikking stellen onevenredig hard en bevoordeelt zelfstandigen die producten maken en/of daarin handelen. Als de commissie die eerste groep de facto het werken als zelfstandige onmogelijk wil maken (wellicht omdat zij vindt dat zulk werk alleen in loondienst mag worden gedaan?) dan moet zij dat zeggen. Dan kan daar de maatschappelijke en politieke discussie over gaan.

Suggestieve opstelling

Een belangrijk argument voor de commissie om het werken als zzp’er terug te dringen en het werken als in loondienst (mits vast) te bevorderen, is de gedachte dat zelfstandigen amper rechten en zekerheden zouden kennen en dat die ellendige toestand hen maakt tot een tijdbom onder het sociale stelsel. De onderbouwing van die gedachte heeft de commissie verstopt als bijlage bij het advies: een tabel met een vergelijking van de rechten van werkenden per contractvorm.

Uit die vergelijking komt inderdaad het beeld naar voren dat werknemers heel veel zekerheden hebben en zelfstandigen heel weinig. De commissie tekent hierbij wel aan dat het een ‘selectie’ is, maar vermeldt niet waar die selectie op is gebaseerd. Bij een tweede blik blijkt dat er vooral items in zijn opgenomen waarop categorieën werkenden aanmerkelijk verschillen. De zekerheden en bescherming die voor alle inwoners van Nederland gelden en die alle werkenden dus delen, ontbreken grotendeels. Dat maakt de tabel tot een suggestieve opstelling waardoor de situatie van zzp’ers vergeleken met die van werknemers onnoemlijk veel slechter lijkt dan hij in werkelijkheid is.

Draagvlak

Opvallend is dat de commissie meent haar advies kracht bij te moeten zetten door erop te wijzen dat zij met alles en iedereen heeft gesproken die ertoe doet als het gaat over de arbeidsmarkt, en dat daarbij een groot draagvlak is gebleken voor de waarden die zij formuleert als leidraad voor het opstellen van nieuwe regels.

Van alle inhoudelijke inbreng die de commissie daarbij heeft ontvangen, is in het eindadvies echter alleen de analyse opgenomen die de OECD desgevraagd heeft gemaakt – op basis van informatie van de ministeries van Financiën en SZW en de planbureaus. Die analyse bevestigt weliswaar de angsten die toch al leefden bij de commissie, maar levert daarvoor geen onafhankelijke onderbouwing. Verder moeten we het doen met een lijstje van personen met wie is gesproken en hun affiliaties. Wat zij mondeling hebben ingebracht, wordt nergens verantwoord. Van sommigen, niet allen, is schriftelijke inbreng te vinden op de website van de commissie.

Zelfstandigen verdienen juist waardering

De maatregelen waar de Commissie Regulering van Werk op aanstuurt, zijn een klap in het gezicht van alle zelfstandigen met en zonder personeel. Bijna anderhalf miljoen mensen, die allemaal op hun eigen manier waarde proberen te creëren voor hun klanten of opdrachtgevers en voor de samenleving. Mensen die daarmee, soms tegen de klippen op, proberen hun eigen broek op te houden. Mensen die daar een gevoel van eigenwaarde aan ontlenen, en terecht. Mensen die daar waardering voor verdienen – niet alleen in de vorm van mooie woorden maar in de vorm van ruimte voor en ondersteuning van hun ondernemerschap.

In plaats daarvan vraagt de commissie ook nog eens aan het kabinet om de hardste van de maatregelen die zij voorstelt – het vervangen van de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling door een op investeringen gericht regime – zelfs onmiddellijk te nemen, zonder uitstel, omdat er anders een regelrechte ramp zou dreigen.

De suggestie die de commissie durft te doen voor flankerend beleid bij deze draconische maatregel (‘mensen tijdig voorlichten over de veranderingen zodat ze hun maatregelen kunnen nemen’) komt daarbij over als niet minder dan een gotspe.

Politiek gekkenwerk

Toegeven aan het verbale geweld van de Commissie Regulering van Werk – zonder bewijs dat er een probleem bestaat dat urgent opgelost moet worden, zonder noemenswaardige eigen analyse, zonder bewijs dat de maatregel het probleem oplost, en zonder dat ook alle neveneffecten en fall-out in kaart zijn gebracht – zou politiek gekkenwerk zijn.

Het advies ligt nu bij minister Koolmees. Die moet er een kabinetsreactie op voorbereiden. Als hij ook maar enig gevoel heeft voor het gewicht van zijn ambt, neemt hij daarin ondubbelzinnig afstand van deze aanslag op zzp’ers en andere zelfstandigen.


Bron: Blog Pierre Spaninks